Schuilkerk met dubbele bodem

Franeker was van 1585 tot 1811 de bruisende universiteitsstad van Friesland. Geen wonder dat zich hier heel wat kroegen en brouwerijen bevonden. Ook trok het stadje veel andersdenkenden aan. Zo had de doopsgezinde gemeenschap er al in de 17de eeuw een flinke aanhang. Hun geloofsuitoefening moest aanvankelijk wel in het verborgene plaatsvinden. En waar kon dat nou beter dan in het forse bedrijfspand van een wat achteraf gelegen brouwerij annex mouterij?

 

Werkvloer onder de kerkvloer

De schuilkerk, die in 1656 in gebruik werd genomen, doorstond de eeuwen en deed tot voor kort nog dienst als vermaning van de Gemeente van de Gedoopte Christenen. Het gebouw wordt ook wel het Bolwerkkerkje genoemd omdat de achtergevel letterlijk in het hoge Noorderbolwerk staat, een restant van de vroegere stadsversterkingen. Het in slechte staat verkerende pand werd in 2017 gerestaureerd en vervolgens herbestemd als ruimte voor culturele activiteiten met wooneenheden.

 

Bij de restauratie kwam na verwijdering van de houten kerkvloer onverwacht een oudere vloer van ongeglazuurde plavuizen (tuimelaars) en gele klinkertjes tevoorschijn. Het bleek hoogstwaarschijnlijk om de werkvloer van de oude mouterij te gaan.

 

Gracht dwars door de kerk

Nog spectaculairder was de vondst van kademuren, die dwars door de kerkzaal liepen. Ze behoorden toe aan een al bijna vier eeuwen geleden gedempte achtergracht, waarvan niet bekend was dat die helemaal tot hier had doorgelopen. Een teruggevonden overspanningsboog in de gevel maakte duidelijk dat er met een platbodem door het pand kon worden gevaren.

 

Hoewel bekend was dat de kerk in een bestaand gebouw werd gevestigd, ging men er vanuit dat het voorhuis (de voormalige kosterij) 17de-eeuws was en de rest van de kerk uit de tweede helft van de 18de eeuw dateerde. De gracht, en ook de 16de- en 17de-eeuwse plavuizenvloer maakten duidelijk dat het gebouw veel ouder moest zijn. Ook eiken balken met geritste telmerken in het voorhuis deden dit vermoeden. Het pand stond bovendien al op een kaart van Franeker uit 1598.

 

Standvinken

Wel werd duidelijk dat er door de eeuwen heen veel was aangepast. Zo maakten drie bakstenen poeren onder het vloerniveau duidelijk dat de vroegere mouterij waarschijnlijk een destijds gebruikelijke constructie had van zware standvinken met een onderslagbalk. 

   

Dendrochronologische dateringen uitgevoerd door Paul Borghaerts bevestigden het beeld. De balklaag van de kosterswoning bleek al uit circa 1563 - 1564 te dateren, terwijl de kerkzaal balken bevat die deels mogelijk nog 16de-eeuws zijn, maar voor het leeuwendeel uit bouwfases rond 1627-1628 en 1651-1652 stammen.

 

Vloer en gracht zijn inmiddels weer overdekt, maar op enkele plaatsen met glasplaten zichtbaar gemaakt.

Aan de voorgevel is niet zichtbaar dat we hier met een kerk te maken hebben... .
Aan de voorgevel is niet zichtbaar dat we hier met een kerk te maken hebben... .
Vloer en gracht
Vloer en gracht
Verschillende formaten van de 16de- en 17de-eeuwse tuimelaars.
Verschillende formaten van de 16de- en 17de-eeuwse tuimelaars.
Het verloop van de verdwenen gracht valt nog te volgen op de kadastrale minuut van 1832. Het oranje pand is de vermaning.
Het verloop van de verdwenen gracht valt nog te volgen op de kadastrale minuut van 1832. Het oranje pand is de vermaning.